De laatste marathon en tevens de laatste keer schaatsen dit seizoen. Na de marathon sluit de baan en is het een zomer wachten tot er weer geschaatst kan worden. In de kleedkamer maakt een jonge groep rijders plannen voor de wedstrijd. Maar zoals het gaat met alle aanvalsplannen, bij het eerste contact met de “vijand” klopt er niets van. De eerste tien ronden gingen door de strijdlust het hardst en op een gegeven moment was er een groep rijders met een aardige voorsprong. Omdat de rest van het peloton de moed nog niet opgaf en omdat de kopgroep niet samen werkte, konden we toch weer aan sluiten. Al mijn krachten waren echter al verbrand , door helemaal achterin te rijden en enkele gaten dicht te rijden die achterin het peloton altijd verschijnen. Als we zes ronden voor het eind de bel krijgen roept er nog iemand achter mij, “kom op, nu sprinten”, ik rij achterin en heb de benen niet om ook maar iets van een sprint te doen. 21ste wordt ik uiteindelijk. Ik voel mijn spieren op vreemdste plekken, ik heb waarschijnlijk toch geprobeerd mijn knie te ontlasten door op de andere plaatsen mijn spieren te spannen.